Zonnepanelen in de slufter, windmolenparken langs rijkswegen. Het Rijksvastgoedbedrijf (RVB), Rijkswaterstaat (RWS) en de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO.nl) begonnen eind vorig jaar samen met een pilotprogramma om de opwekking van hernieuwbare energie op rijksgronden slimmer en sneller te organiseren. RVB-projectleider Tara Dekker licht de eerste resultaten toe.
Slim en snel opwekking van energie op rijksgronden organiseren, hoe doe je dat? RVB en RWS werken er beide hard aan. Zo wil het Rijksvastgoedbedrijf zijn openbare procedures voor het uitgeven van rijksgronden versnellen en vereenvoudigen om opwekking van energie op rijksgronden mogelijk te maken. Rijkswaterstaat ziet veel potentie voor zon en wind op eigen areaal (rijkswegen en vaarwegen) en onderzoekt hoe dit areaal benut kan worden voor hernieuwbare energie, zonder de primaire functie in de weg te zitten. Samen met de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO.nl) vroegen de uitvoeringsorganisaties het ministerie van Economische Zaken en Klimaat (EZK) om een opdracht voor een pilotprogramma ‘hernieuwbare energie op Rijks (waterstaat)- areaal’. Die opdracht kwam er bijna een jaar geleden.
Van pilots naar dealflow
Tara Dekker werd bij de start van het pilotprogramma gevraagd als RVB-projectleider met bijzondere aandacht voor de gronduitgifte en contracten. Dekker verwacht vóór het einde van 2020 dat de eerste twee openbare inschrijvingen van start kunnen. Het gaat om drijvende zonnepanelen op baggerdepot de Slufter in Zuid-Holland en om zonnepanelen bij meerder knooppunten langs de A7 in Noord-Holland en Friesland. Achter de schermen wordt ondertussen gewerkt aan zeker 8 andere pilots die een ‘dealflow’ (pijplijn aan projecten op rijksgrond) op gang moeten brengen voor wind en zon op rijksgrond.
Maar voor het zover is, moet op de meeste locaties eerst verder onderzocht worden wat er kan, maar ook wat de omgeving wil. Om te ontdekken wat er kan, moeten de technische eisen van materieel beheerder RWS gekoppeld worden aan de voorwaarden van ingebruikgever RVB. Het RVB geeft de grond voor hernieuwbare energie doorgaans uit voor ongeveer 20 tot 25 jaar; het bewaakt dat de percelen hun oude functie kunnen terugkrijgen en houdt ook rekening met een onbelemmerde primaire functie, een weguitbreiding of andere gewenste ontwikkelingen.
Maatwerk in marktrijp maken
Grond uitgeven voor duurzame energie gebeurt al langer, maar de opstelling van het RVB was doorgaans reactief, dat wil zeggen dat het RVB op verzoeken van overheden en marktpartijen reageerde. Binnen het pilotprogramma is dat anders; het RVB gaat actief aan de slag met locaties die door Rijkswaterstaat als kansrijk zijn beoordeeld. Het ‘marktrijp maken’ begint met alle beschikbare informatie zo helder mogelijk overbrengen. Of het nu gaat om technische kwesties, vergunningen, contracten of de welwillendheid van de omgeving. Wat het verder inhoudt, is een kwestie van maatwerk. Het kan betekenen dat het RVB - in samenwerking met RWS - met decentrale overheden het hele traject van bestemmingsplanwijziging en vergunningen verkent of opstart en marktpartijen een inschatting geeft van lokaal draagvlak en andere omgevingsfactoren. ‘In zo’n geval bied je marktpartijen in feite een turn key-ontwikkellocatie.’
Geen pasklare recepten
Soms willen ondernemers liever zoveel mogelijk eigen speelruimte hebben om met decentrale overheden tot afspraken te komen, blijkt uit een recente marktconsultatie. Ook bij het organiseren van draagvlak maken private en publieke partijen verschillende keuzes. Soms trekken bedrijven het initiatief naar zich toe, soms laten ze het aan anderen over. Sommige regio’s denken helemaal vanuit de Regionale Energie Strategie (RES) andere niet. Gemeenten zonder duurzaamheidsbeleid willen soms ondersteuning of zeggen: ‘regel het maar’. Maar er zijn er ook die graag zelf de regie houden. Dat laatste is bijvoorbeeld het geval bij de zonneroute langs de A37 in Drenthe. ‘Er bestaat dus geen one size fits all-uitgifte’, concludeert de projectleider. Het betekent dat de pilots ook geen pasklare recepten voor verdere uitrol van uitgiften leveren, maar wel instrumenten voor de aanpak, de inrichting van processen en de inzet van mensen in verschillende situaties.
Slufter
De twee projecten die op de rol staan voor een openbare inschrijving in 2020, laten de diversiteit in locaties en kansen goed zien. Bij de Slufter in Zuid-Holland zijn er weinig obstakels waar het gaat om ruimtelijke inpassing en de ruimte op het energienetwerk om extra stroom uit een zonnepark te ontvangen. Hier is het de uitdaging om – in samenspraak met het Havenbedrijf Rotterdam – een vorm van dubbelgebruik mogelijk te maken. Het depot moet namelijk deels havenslib kunnen blijven ontvangen terwijl zonnepanelen, drijvend op de afdekkende waterlaag, stroom produceren. Dat betekent trouwens ook dat de markt dan klaar moet zijn voor de grootschalige exploitatie van zon op water. De locaties langs de A7 in Noord-Holland en Friesland zijn technisch eenvoudiger, maar hier spelen wel weer kwesties rond inpassing en de aansluiting op het energienetwerk.
Vóór 2025 drijven of staan
Na De Slufter en de A7-locaties komen de andere pilots aan bod. De zonneroute langs de A37 in Drenthe is er een van en wordt al jaren besproken. Inmiddels zit er schot in de zaak en zijn er informatieavonden voor de omgeving geweest. Men is nu toe aan het vaststellen van een esthetisch programma van eisen vanuit het landschapsbelang. Gebiedsontwikkeling is nu eenmaal een langdurig proces van praten en afstemmen, stelt Dekker nuchter vast.
Net als in Noord-Holland en elders in dunbevolkt en minder industrieel gebied, zijn hier ruimtelijk genoeg kansen voor duurzame energie, maar is het onderliggende energienetwerk mogelijk te zwak voor een wisselend extra aanbod. ‘Dat betekent creatief zijn in oplossingen’, zegt Dekker die daarmee doelt op cable pooling (slimme aansluitingen delen) en op de mogelijkheid om het vermogen van het zonnepark tijdelijk ‘af te knijpen’ als een te hoge piekbelasting dreigt.
Om tijdig met oplossingen te kunnen komen, worden dit soort praktijkzaken opgepakt in een brede stuurgroep van onder andere RWS, RVB, EZK en de netbeheerders. Zo moeten niet alleen de eerste twee projecten tijdig naar de markt gebracht kunnen worden, maar ook de andere pilots waarover geleidelijk meer bekend zal worden. Over de vraag wanneer we van deze pilots de eerste energieleverende projecten kunnen verwachten, denkt Tara Dekker lang na, maar dan volgt toch een duidelijk antwoord: ‘Die moeten voor 2025 kunnen drijven of staan!’
Kijk en en klik op de kaart voor de huidige projecten in het pilotprogramma Hernieuwbare energie op rijksareaal.