Door de eeuwen heen heeft het Trippenhuis een breed scala aan bijzondere
bewoners voorbij zien komen. Elke gebruiker drukte zijn eigen stempel op het
gebouw.
Doorlopend veranderd, opgeknapt, samengevoegd en weer gesplitst
Het Trippenhuis is een van de rijkste voorbeelden van Nederlandse
(interieur)architectuur uit de Gouden Eeuw. Het huis werd gebouwd in opdracht
van de broers Louys en Hendrick Trip, die hun fortuin hadden gemaakt met de
handel in munitie en wapens. Architect Justus Vingboons ontwierp een monumentaal
classicistisch stadspaleis waarin 2 woonhuizen schuilgingen.
Tijdlijn
Sindsdien zijn de huizen doorlopend aangepast aan de wensen van de tijd,
opgeknapt, samengevoegd en weer gesplitst. Hieronder een chronologisch overzicht
van het gebouw, zijn bewoners, de ingrepen en andere mijlpalen.
1660
Op 24 mei 1660 legt de zoon van Hendrick, Louis Trip, de eerste steen van het
Trippenhuis aan de Kloveniersburgwal in Amsterdam.
De bouw is voltooid. Op dat moment is het Trippenhuis het grootste woonhuis
van de stad. De 2 panden functioneren als zelfstandige woonhuizen, alleen via
het comptoir (kantoor) op de begane grond kunnen de broers elkaar bezoeken.
Portret van Hendrick Trip, Ferdinand Bol, 1660. Bron: Koninklijke Musea voor Schone Kunsten van België, Brussel. Hendrick woonde in het linker of noordelijke huis. Portret van een man, mogelijk Louys Trip. Ferdinand Bol, 1663. Bron: Rijksmuseum. Louys betrok het rechter of zuidelijke huis. Midden: 17e-eeuwse prent van het Trippenhuis. Bron: Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed De gang in het zuidelijke huis.
Foto: Wim Ruigrok
Zuidelijk Trippenhuis
1684 – 1773: komen en gaan van bewoners
Na de dood van Louys Trip in 1684 wordt het zuidelijke huis door zijn nazaten
verhuurd. Het is een komen en gaan van bewoners; in amper een eeuw tijd kent het
rechterhuis 18 verschillende huurders. Het huis is in bezit van de kleinzoon van
Louys, Jan de Marez. Hij sterft in 1718 en laat het na aan zijn vrouw, Elisabeth
van Loon.
1730 – 1733: Barokke verbouwing
Elisabeth van Loon trekt in het zuidelijke huis en laat het ingrijpend
verbouwen. In een 18e-eeuws huis hoort immers geen ouderwets voorhuis met
klinkers maar een deftige marmeren gang. Op de begane grond wordt rijk stucwerk
aangebracht in Lodewijk de XIV-stijl. In het voorhuis komen zijkamers aan
weerszijden van de nieuwe gang. In het achterhuis krijgen de beschilderde deuren
bagetlijsten en worden groen geschilderd. Ook het met vogeltjes beschilderde
plafond wordt gewit. Na haar huwelijk in 1733 vertrekt Elisabeth naar Den Haag.
Ondanks haar korte verblijf, drukt zij een blijvende 18e-eeuwse stempel op het
zuidelijke Trippenhuis.
De 18e-eeuwse gang in het zuidelijke huis met rijk stucwerk en groen geschilderde deuren.
Foto: Wim Ruigrok
1773
Na de dood van Elisabeth van Loon in 1752 komt het huis in handen van haar
zoon Louis Trip de Marez, die het zuidelijke huis 21 jaar later nalaat aan de
stad Amsterdam.
De kinderen van Hendrick Trip voeren een jarenlange strijd over het huis
Noordelijk Trippenhuis
1666 – 1696
In 1666 sterft Hendrick Trip. Hij laat het linkerhuis na aan zijn weduwe
Johanna de Geer. Na haar dood in 1691 voeren hun 6 kinderen een jarenlange
strijd over de verdeling van de verschillende huizen van de familie en de
inboedel.
1696 – 1796: 1 huis, 7200 parten
In tegenstelling tot het zuidelijke huis waar de huurders elkaar in rap tempo
opvolgen, kent het noordelijke huis gedurende een eeuw slechts één gebruiker.
Het wordt verhuurd als logement aan de Kamer van Zeeland van de Oost-Indische
Compagnie. De eigendomssituatie van het huis wordt met de jaren wel steeds
complexer. De verhoudingen tussen de verschillende nazaten zijn op den duur zo
ingewikkeld dat het huis wordt opgedeeld in 7200 parten. Zo wordt kleinzoon
Hendrick Trip uit Groningen voor 2538/7200e deel eigenaar en hebben 2 nichten in
Den Haag elk een aandeel van 368/7200 in het noordelijke Trippenhuis.
Interieur van het Trippenhuis als Rijksmuseum tussen 1825 en 1845. Tekeningen: Gerrit Lamberts.
Wikimedia Commons / Gemeentearchief Amsterdam
Wikimedia Commons / Gemeentearchief Amsterdam
1808 – 1829: in handen van het Rijk
De komst van Lodewijk Napoleon zorgt in 1808 voor een jacht op
representatieve gebouwen. Het Rijk wil het noordelijke huis verwerven, maar door
de vele eigenaren en aandeelhouders neemt de aankoop niet minder dan 21 jaar in
beslag. Het koninklijk Instituut van Letteren en Schoone Kunsten (de voorloper
van de huidige KNAW) en het Vaderlands Museum voor Schilderijen en het
Prentenkabinet, (het huidige Rijksmuseum) nemen in 1812 hun intrek in de 2
Trippenhuizen.
Zaal in het Trippenhuis met schilderijen, Henri de Braekeleer, 1883.
bron: Rijksmuseum
Het Trippenhuis samengevoegd
1815: de scheidingsmuur doorbroken
Stadsarchitect Abraham van der Hart maakt een ingrijpend verbouwingsplan. Aan
de voorzijde op de 1e, 2e en 3e verdieping, wordt de scheidingsmuur tussen de 2
Trippenhuizen afgebroken. Hierdoor ontstaan grote voorzalen die zich over de
volle lengte van het gebouw uitstrekken. Aan de achterzijde worden doorgangen
gemaakt, maar blijft de scheidingsmuur intact. De 4 achterzalen op de 1e
verdieping worden als bibliotheek ingericht.
De 1e verdieping in 1662.
Bron: Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed
De 1e verdieping in de 19e eeuw na de ingreep van Abraham van der Hart.
Bron: Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed
Doorkijkje van de Rembrandtzaal naar de Oude Vergaderzaal.
Foto: Wim Ruigrok
De voortdurende conflicten worden van hogerhand beslecht door de grote zaal weer in tweeën te splitsen
1851
De Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen (KNAW) wordt opgericht.
1856: onderlinge spanningen
De gebruikers worstelen voortdurend met ruimtegebrek, wat de onderlinge
verstandhouding geen goed doet. Vooral het gedeelde gebruik van de grote
voorzaal op de 1e verdieping leidt tot spanningen. Deze ruimte fungeert als
museumzaal maar is ook in gebruik als vergaderzaal van de Akademie. Uiteindelijk
worden de voortdurende conflicten van hogerhand beslecht door de grote zaal weer
in tweeën te splitsen. Hiermee wordt een deel van de ingreep van Van der Hart
weer ongedaan gemaakt.
1885
Het Rijksmuseum vertrekt uit het Trippenhuis en de KNAW blijft als enige
gebruiker over.
De grote vergaderzaal tijdens een vergadering van de KNAW in 1900. Tekening: Martin Monnickendam.
Gemeentearchief Amsterdam
Plafondschilderingen in de Bilderdijkkamer.
Foto: Wim Ruigrok
Plafondschilderingen in de Bestuurskamer.
Foto: Wim Ruigrok
1877-1879: plafondschilderingen op de bel-etage ontdekt
Op de 1e verdieping worden 17e-eeuwse plafondschilderingen ontdekt. Zowel in
de hoekkamer van het noordelijke als van het zuidelijke huis (de Bestuurskamer
en Bilderdijkkamer) worden schilderingen teruggevonden. Architect P.J.H. Cuypers
adviseert deze plafonds in het zicht te laten en te restaureren. Onder leiding
van restauratiearchitect Van Lokhorst worden ook de schilderingen in de
bibliotheek en Rembrandtzaal teruggevonden en gerestaureerd.
1926-1928
Tijdens de restauratie van Jan Kalf komen in de voormalige garderobekamers
bloemschilderingen aan het licht. Op dat moment is er geen geld beschikbaar om
deze schilderingen te restaureren.
Het Trippenhuis met links de uitbreiding uit 1965 en rechts het 18e-eeuwse grachtenpand. Beide panden zijn inpandig met het Trippenhuis verbonden.
Foto: Wim Ruigrok
1958-1959
De Akademie koopt het 18e-eeuwse buurhuis aan de Kloveniersburgwal 31 aan,
dat door middel van een doorgang met het Trippenhuis wordt verbonden.
1965
Aan de linkerkant wordt een nieuw kantoorgebouw opgeleverd op
Kloveniersburgwal 27, van architect F. Sevenhuijsen. Ook dit gebouw krijgt een
inpandige verbinding met het Trippenhuis.
Trappenhuis met vogelschilderingen na de eerste restauratie, begin jaren 90.
Bron: Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed
1986-1992: plafondschilderingen in de trappenhuizen ontdekt
Tijdens enkele grootschalige restauraties worden in de gangen van het
rechterhuis beschilderde plafonds ontdekt. Op deze plafonds zijn luchten met
vogels te zien. Later komen ook in het linkerhuis plafondschilderingen aan het
licht. Ze worden tijdens de restauratie deels vrijgelegd. Ook de al eerder
ontdekte bloemschilderingen in de garderobekamers worden gerestaureerd.
1990-2007
Een periode van diverse onderzoeken naar de schilderingen in de
verkeersruimten volgt. In 2007 vindt een proefrestauratie plaats in de gang van
het linkerhuis.
Plafondschildering van het noordelijke huis met links de proefrestauratie uit 2007.
Foto: Wim Ruigrok
2012-2014
In 2012 gaat de restauratie van het noordelijke en zuidelijke trappenhuis van
start. Een team van 20 restauratoren werkt in wisselende samenstelling aan dit
project. Lees meer over de restauratie in
Pronken met andermans veren.
De restauratie van de verkeersruimten.
Foto: Arenda Oomen