'IJssalon wit marmer met bruine soepluchten', zo stonden de trappenhuizen in
een rapport beschreven. Nu is het de hemel. Een team van 20 restauratoren
oefende 2 jaar lang engelengeduld uit om stukje voor stukje de 17e-eeuwse
plafondschilderingen bloot te leggen.
De restauratoren werkten ieder niet meer dan 2 dagen in de week. ‘Het is
fysiek heel inspannend. Je kunt niet 5 dagen achtereen met je hoofd in je nek op
een steiger staan,’ lacht Ruth Jongsma. Als restaurator was zij al tijdens haar
opleiding bij een van de vele onderzoeken in het Trippenhuis betrokken. Zij kent
de trappenhuizen met de rijk geschilderde luchten en vogels dan ook als geen
ander. In 2007 werkte ze mee aan een proefrestauratie in de gang van het
noordelijke huis. Deze proef vormde de aanloop tot een project van 2 jaar
waarmee de verkeersruimten van het Trippenhuis in oude 17e-eeuwse glorie zijn
hersteld.
Ruth Jongsma, aan het werk in de Rembrandtzaal in het Trippenhuis.
Foto: René Verleg
Hans Vlaardingerbroek in het zuidelijke trappenhuis.
Foto: René Verleg
Goudvink voor en na de restauratie.
De restauratoren ontdekten de betekenis van de voorstelling
Fabel van Aesopus
De schilderingen tonen een veelheid aan prachtige vogelsoorten zoals
papegaaien, grutto’s, ijsvogels en kauwen. Lange tijd was de betekenis van de
beschilderde plafonds een raadsel. Tijdens de werkzaamheden ontdekten de
restauratoren welk verhaal hier is afgebeeld. Het gaat om een fabel van Aesopus.
In dit verhaal wil Zeus de fraaiste van alle vogelsoorten tot vorst kronen. Alle
vogels verzamelen zich aan de waterkant om hun veren te poetsen en zich op te
doffen. De raaf weet dat hij geen kans maakt en wacht tot de anderen weg zijn.
Dan tooit hij zich met hun veren tot de prachtigste vogel van het rijk. Voordat
Zeus hem tot vogelkoning kan kronen, komen de andere vogels in opstand. Zij
pikken de raaf en ontdoen hem van zijn gestolen veren. ‘Pronk niet met andermans
veren,’ is de moraal van het verhaal.
Plafond van de gang op de 1e verdieping van het zuidelijke huis voor de restauratie.
Foto: Wim Ruigrok
Plafond na het vrijleggen van de schilderingen. Na de restauratie. In de plafondschildering van het zuidelijke huis kondigt Zeus zich aan in de gedaante van een zeearend. Noordelijk trappenhuis aan het begin van de jaren 90.
Bron: Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed
IJssalon met bruine soepluchten
De vogels gingen lange tijd schuil onder een pakket aan verflagen totdat ze
in 1986 werden ontdekt. De schilderingen werden in de jaren 80 en 90 vrijgelegd,
waarschijnlijk grotendeels door het gebruik van chemicaliën. Het eindresultaat
was echter niet overtuigend. ‘De restauratie in het zuidelijke huis werd zelfs
stopgezet omdat het retoucheren meer op overschilderen leek,’ vertelt Jongsma.
Aan het begin van de jaren 90 werden de wanden wit gemarmerd. In combinatie met
de gehavende plafonds leverde dit een onsamenhangend beeld op. In een evaluatie
uit 1994 werden de verkeersruimten dan ook beschreven als ‘ijssalon wit marmer
met daarboven bruine soepluchten.’ In hetzelfde rapport werd aangedrongen op
nieuw onderzoek en er volgde een lange periode van lijvige rapportages,
evaluaties en afwegingen.
Plafond van de gang op de 1e verdieping van het noordelijke huis voor de restauratie. Links is de proefrestauratie uit 2007 te zien.
Foto: Wim Ruigrok
Noordelijk huis na het vrijleggen van de schilderingen. De retouches van de proefrestauratie zijn hier verwijderd. Na de restauratie. In de voorstelling in het trappenhuis van het noordelijke huis is te zien hoe de raaf wordt ontmaskerd.
'Het echte werk is zorgen dat je alle neuzen dezelfde kant op krijgt'
Keuzes en dilemma's
Hans Vlaardingerbroek is restauratiearchitect en was net als Jongsma al in
2007 bij de proefrestauratie betrokken. In 2012 werden zij opnieuw benaderd om
de restauratie van de verkeersruimten in goede banen te leiden. Hierbij kwamen
ze voor een aantal lastige keuzes te staan. Vlaardingerbroek: ‘Zo hebben we
ervoor gekozen om het 17e-eeuwse beeld grotendeels te herstellen. Maar de
19e-eeuwse deuren hebben we wel behouden. Die keuzes en afwegingen zijn verwoord
in de restauratievisie. Maar dan begint het echte werk: zorgen dat je alle
neuzen dezelfde kant op krijgt.’ Het restauratieteam werd bijgestaan door een
restauratiebegeleidingscommissie. Deze commissie adviseerde bij het nemen van
lastige beslissingen. ‘Het ging vaak om gewetenskwesties,’ vertelt
Vlaardingerbroek. ‘Kunnen we ongebruikelijke oplosmiddelen gebruiken om
plafondschilderingen vrij te leggen, hoe ver ga je met retoucheren, wat doe je
met de verlichting? Alles was bespreekbaar.’
Detail van het trapschild in het noordelijke huis. Waarschijnlijk zijn dit de oorspronkelijke bewoners van het huis Hendrick (links) en Louys (rechts) Trip. Ze zijn hier afgebeeld als valkeniers.
Foto: Wim Ruigrok
Detail van het trapschild in het zuidelijke huis. De valkenjacht was in de 17e eeuw voorbehouden aan de adel. Het is onduidelijk of de Trippen deze adellijke sport mochten beoefenen of dat ze hiermee lieten zien niet voor adel onder te doen.
Onorthodoxe oplossing
Een van deze gewetenskwesties ging over het vrijleggen van schilderingen door
chemicaliën. De restauratoren gebruikten chirurgische scalpelmesjes om de grijze
verflaag stukje bij beetje weg te steken. Een tergend langzaam proces, waarbij
niet te voorkomen is dat de ondergrond soms enige steekschade oploopt. Daarom
werden experimenten gedaan met diverse oplosmiddelen. ‘Er was slechts één middel
dat werkte’, vertelt Jongsma. ‘Een samengestelde chemische oplosmiddelgel, snel
ontvlambaar en niet al te best voor het milieu.’ Een onorthodoxe oplossing waar
uitgebreid met de begeleidingscommissie en de arbeidsinspectie over is
gesproken. Er kwam groen licht, maar veiligheid en gezondheid stonden voorop. De
restauratoren moesten dan ook stevig ingepakt in werkoverhemden, maskers en
handschoenen aan de slag. ‘Deze oplossing werkte overigens alleen in het
zuidelijke huis’, aldus Jongsma. ‘Je moet het Trippenhuis nog steeds beschouwen
als 2 huizen met elk een eigen restauratiegeschiedenis.’
Nadat de schilderingen waren vrijgelegd, zijn 2 weekenden lang uv-lampen onder het plafond van het noordelijke huis geplaatst om de vergeelde schilderingen te bleken. ‘Een olieverflaag die langere tijd is afgedekt, vergeelt. Als je de schildering blootstelt aan daglicht wordt deze vergeling weer teniet gedaan,’ aldus Jongsma.
'Je mag best zien dat deze plafonds het zwaar te verduren hebben gehad'
Cosmetica
Bij het retoucheren van de schilderingen is uiteindelijk gekozen voor een
losse, schetsmatige uitwerking. Bij de proefrestauratie uit 2007 was de
uitvoering van de retouches veel preciezer. ‘We hebben de retouches van de
proefrestauratie verwijderd en opnieuw aangebracht, zodat alles vanuit dezelfde
intentie is uitgevoerd,’ vertelt Jongsma. ‘Je bekijkt de vogelluchten immers van
grote afstand, je staat er niet met je neus bovenop. Uiteindelijk gaat het om de
leesbaarheid van de schilderingen.’ Het was vooral een principiële keuze om de
schilderingen niet te gelikt te restaureren. Jongsma: ‘Je mag best zien dat deze
plafonds het zwaar te verduren hebben gehad. Wat we aantroffen, hebben we
aangevuld en leesbaar gemaakt, maar we hebben er niks bij gefantaseerd.’
Het retoucheren ging veel sneller dan het vrijleggen van de schilderingen.
‘Het is niet meer dan een beetje cosmetica’, lacht Jongsma. Vlaardingerbroek
beaamt dit. ‘De retouche is het staartje werk, maar maakt verreweg het grootste
verschil. Het is belangrijk voor de leesbaarheid en om weer van de schilderingen
te kunnen genieten.’
Het vrijleggen van de schilderingen. De restauratoren gebruiken chirurgische scalpelmesjes en warme lucht uit een kleine warmteblazer (rechts) en chemicaliën (links).
Restauratie van de bovendeurstukken van Allaert van Everdingen.
Foto: restauratieteam
Binnenplaats met daglichtlamp.
Foto: Wim Ruigrok
Struikelen in het donker
Tijdens de restauratie zijn niet alleen de schilderingen gerestaureerd. De
‘ijssalon gemarmerde’ wanden zijn geschilderd in de kleurstelling die ook
aanwezig is geweest in de 17e eeuw: glad lichtgeel stucwerk gecombineerd met een
grijze lijnolieverf waarbij de textuur van de verfstreken duidelijk zichtbaar
is. In die tijd kende men immers geen verfrollers. Een groot punt van discussie
was het licht in het trappenhuis. Jongsma: ‘Je kunt het heel theatraal maken,
maar daarmee doe je geen recht aan een 17e-eeuws trappenhuis. Deze schilderijen
zijn juist gemaakt voor een donkere plek.’ Vlaardingerbroek: ‘Maar als je het
terugbrengt tot de oorspronkelijke situatie, gaan de gebruikers struikelend door
het gebouw. Dat wil je ook niet.’ Uiteindelijk is gekozen voor daglichtlampen in
de lichthoven en een enkele lantaarn in het trappenhuis. Een ingetogen oplossing
waarmee het historische karakter van de verkeersruimten nieuw leven is
ingeblazen.