Voor restauratiearchitect Henny Brouwer is het Trippenhuis een
onuitputtelijke bron van informatie. Een gesprek over classicistische
zuilenordes, herontdekte vensterprofielen, gespiegelde plattegronden en een
nooit gebouwde koepel.
Henny Brouwer is sinds 1984 bij de restauraties en vele bouwkundige
onderzoeken betrokken. ‘Ik ben er talloze keren over de vloer geweest’. Het
Trippenhuis stelde Brouwer in al die jaren regelmatig voor verrassingen. Wat
heeft haar het meest verwonderd? ‘Je zou verwachten dat een huis na zoveel tijd
veel meer is aangetast, maar het Trippenhuis is redelijk ongeschonden
17e-eeuws gebleven.’
'Het moest een feest zijn om dit huis binnen te komen’
Hiërarchisch systeem
Zo werd ze verrast door de manier waarop de verdiepingen zich hiërarchisch
tot elkaar verhouden. ‘Als systeem klopt het gebouw helemaal. In de kelders
bevinden zich de keukens, op de begane grond werd gewoond, de hoofdverdieping of
bel-etage was de representatieve verdieping voor ontvangsten. Hier is de
vormgeving het rijkst. Het moest een feest zijn om dit huis binnen te komen. Na
dit hoogtepunt wordt de vormgeving naar boven toe steeds eenvoudiger. Dat is te
zien aan het decoratieschema, maar ook aan de profielen van vensters en de
architraven van de deuren. De 2e verdieping was vooral bedoeld als
privéwoonruimte, de 3e voor opslag. Deze hiërarchische systematiek is tot in de
kleinste details uitgewerkt en goed intact gebleven.’
Hendrick en Louys Trip besloten om met de architect Justus Vingboons in zee
te gaan, de jongere broer van de veel beroemdere Philips Vingboons. Dat lijkt
een opmerkelijke keuze. Brouwer legt uit dat dit alles te maken had met de
banden van de broers met Zweden. ‘Als eigenaren van ijzergieterijen in Zweden
verbleven de Trippen regelmatig in Stockholm, waar hun oom Louys de Geer als
grootindustrieel al sinds 1627 gevestigd was en in de Zweedse adelstand was
opgenomen.
Het huis van Louys de Geer in Stockholm, waar Louys en Hendrick mogelijk logeerden als ze hem bezochten. De opbouw van de gevel met kolossale Ionische pilasters en 7 traveeën vertoont gelijkenissen met het Trippenhuis. In dit gebouw huist nu de Nederlandse Ambassade.
Foto: Nederlandse Ambassade
Het is goed mogelijk dat de broers hier al ideeën opdeden voor hun eigen
bouwactiviteiten. Brouwer: ‘Zo hebben ze zeker het Riddarhuset bezocht, het
belangrijkste bouwwerk in Stockholm van dat moment. Justus Vingboons ontwierp de
kolossale Korintische pilastergevel. Het ligt voor de hand dat de broers Trip en
Justus Vingboons hier kennis hebben gemaakt en afspraken maakten voor hun
toekomstige huis.’
Het Riddarhuset in Stockholm. Net als het Trippenhuis kent het gebouw een kolossale orde. Dat betekent dat de zuilen of pilasters zich over 2 of meer verdiepingen uitstrekken.
Bron: Wikimedia Commons
'De ramen lagen diep in de gevel, zo’n 80cm’
Detail 17e-eeuwse gravure van de voorgevel.
Bron: Rijksmuseum
Zwarte gaten
In de 17e eeuw kwam het wel vaker voor dat familieleden gezamenlijk opdracht
gaven voor een huis. ‘Dubbelpanden imponeren door hun afmetingen,’ aldus
Brouwer. Toch is de oplossing van de gespiegelde plattegronden in het
Trippenhuis onorthodox te noemen. De plattegronden van de huizen zijn namelijk
gescheiden door een wand die recht op de middelste travee – en daarmee een
raampartij – uitkomt. Justus Vingboons loste dit probleem op door gebruik te
maken van blinde vensters. Van buiten zag het eruit als een raam, van binnen was
de wand gesloten. Volgens Brouwer verstoorde dit het gevelbeeld niet. ‘Dat kun
je op de 17e-eeuwse gravures van de voorgevel zien. In tegenstelling tot de
achtergevel zijn de kruiskozijnen niet aangegeven. De ramen worden getoond als
“zwarte gaten”. Dat komt omdat de ramen diep in de gevel lagen, bijna 80 cm. Je
kon ze van de straat dus helemaal niet zien. Dit weten we omdat we sponningen
hebben gevonden van de originele kozijnen.’
Voorbeelden van 17e-eeuwse Amsterdamse dubbelhuizen: links het huis met de hoofden, gebouwd in 1622. Dit huis werd bewoond door de oom van Hendrick en Louys Trip, Louys de Geer. In het midden het huis van de Gebroeders Schuyt aan de Oudezijds Voorburgwal 205/207 uit 1650. Rechts het huis Hendrik Grond aan de Herengracht 70/72 uit 1633.
Bronnen: Wikimedia Commons / Rijksmuseum / Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed
Het stadhuis op de Dam te Amsterdam, Berckheyde, 1673.
Bron: Rijksmuseum
Paleis op de Dam
Behalve de diepliggende ramen waren ook andere elementen in de voorgevel
opvallend te noemen. ‘Als je de gevel analyseert, komen bepaalde keuzes wat
curieus voor. Het eindresultaat is echter verbluffend,’ vertelt Brouwer. ‘Ik ken
geen gebouw met een vergelijkbare gevel. Decoraties zijn rijker en verfijnder
dan die op het stadhuis van Van Campen. Het lijkt erop dat de Trippen hebben
geprobeerd om het stadhuis te overtroeven.’
Klik op de kruisjes op onderstaande afbeelding voor meer over de
gevel.
Het hoofdgestel (kroonlijst, fries en architraaf) is rijk gedecoreerd met arabesken en putti.
De 2e en 6e travee zijn iets breder omdat zich hier de ingangen bevinden.
In het fries is te zien dat de gevel is opgedeeld in 1 middenrisaliet en 2 zijrisalieten. Deze profilering beperkt zich echter tot het hoofdgestel: de gevel zelf is vlak en kent geen naar voren springende volumes.
In tegenstelling tot het stadhuis van Van Campen zijn er geen gestapelde orden toegepast, maar één kolossale Korintische orde.
De schachten van de pilasters zijn voorzien van cannelures.
De entrees liggen onopvallend in het basement in plaats van op de bel-etage (1e verdieping). Daar is waarschijnlijk voor gekozen omdat dit 2 monumentale trappartijen had vereist die niet naast elkaar zouden passen.
De schoorstenen hebben de vorm van mortieren. De huidige schoorstenen zijn replica’s en werden aangebracht in 1890.
In het timpaan is het familiewapen van de Trippen afgebeeld, geflankeerd door kanonnen.
Moderne achtergevel
Waar de voorgevel wordt gekenmerkt door overdaad, is de achtergevel
daarentegen ingetogen. Na de jaren 60 van de 17e eeuw kwam er een nieuwe, meer
sobere vorm van classisisme op in de Nederlandse architectuur. De achtergevel
van het Trippenhuis is hier een voorbeeld van. ‘Je kunt zeggen dat de voorgevel
van het Trippenhuis bij de laatste opleving hoorde van het “rijke” classicisme.
Met de komst van het moderne, meer “sobere classicisme” is de voorgevel in 1660
dus eigenlijk al wat ouderwets,’ vertelt Brouwer.
Achteraangezicht van het Trippenhuis te Amsterdam, Johannes Vinckboons, 1664
Bron: Rijksmuseum
De achtergevel werd in baksteen uitgevoerd en heeft 2 keer zoveel ramen als de straatzijde. Hier werd vooral gewoond, terwijl de voorhuizen een representatieve functie hadden.
Foto: Wim Ruigrok
Koepel van het 17e-eeuwse schaalmodel.
Bron: Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed
Koepel
Ook de nooit uitgevoerde koepel vormt een duidelijke referentie naar de
architectuur van het stadhuis op de Dam. De koepel is te zien op het bewaard
gebleven schaalmodel van het Trippenhuis. Het ontwerp kwam in grote lijnen
overeen met de koepel die het stadhuis bekroonde. Gezamenlijk zouden beide
koepels boven de andere – veel kleinere – gebouwen in de stad uittorenen. Het
wordt altijd aangenomen dat de koepel niet werd gebouwd omdat de constructieve
risico’s te groot waren. Brouwer twijfelt hierover: ‘De middenmuur is voorzien
van muurstijlen, geschoord op de balklaag. Het lijkt erop dat de grondring van
de koepel stevig genoeg is; zo’n koepel heeft een lichte constructie. Volgens
mij had het wel gekund.’ Waarom de koepel achterwege werd gelaten, blijft een
raadsel.
Het 17e-eeuwse schaalmodel van het Trippenhuis.
Foto: Wim Ruigrok
Op de zolder van het Trippenhuis is nog te zien hoe de contouren van de koepel zich aftekenen in de onderliggende kapconstructie.
Foto: Wim Ruigrok
Een doorkijkje naar een plafondschildering die achter een gestukt 19e-eeuws plafond schuilgaat.
Foto: Wim Ruigrok
‘Ik denk dat we een morele plicht hebben om alle schilderingen te restaureren'
Gaaf geheel
Zo blijkt het dat er na decennialang onderzoek nog steeds wat te ontdekken
valt aan het Trippenhuis. ‘Er komt een steeds completer beeld naar voren van een
huis dat volledig gedecoreerd was.’ Zo is bekend dat in het zuidelijke huis het
beschilderde 17e-eeuwse plafond van de gang op de begane grond schuilgaat onder
een stuclaag. ‘Je zou die laag er af kunnen halen. Bij de deuren en balklagen is
het ingewikkelder omdat de schilderingen hier zijn overgeschilderd. Maar als je
alle decoraties zou vrijleggen krijg je een veel harmonischer ensemble. Daar zou
ik voor willen pleiten. Ik denk dat we een morele plicht hebben om dit te doen.
Dit huis is namelijk uniek, het is een exponent van onze interieurcultuur.’